Nieuwe software is zelden een verbetering

Gert-Jan Lokhorst

21 juni 2002

G.J.C. Lokhorst. Nieuwe software is zelden een verbetering. Automatisering Gids, 36 (25): 15, June 21, 2002. ISSN 0165-4683.

De gemiddelde computergebruiker heeft maar weinig besef van de geschiedenis. Zo kwam ik vanochtend een student tegen die zich erover verbaasde dat ik nog steeds een PC van tien jaar oud heb. "Met zo'n ding kun je toch niets doen?" Ik vertelde hem dat je ermee kunt internetten (telnet, gopher, ftp, nieuwsgroepen lezen, e-mailen), dat je ermee op het world wide web kunt surfen, ermee kunt tekstverwerken, printen en faxen, er spreadsheets en databases mee kunt opzetten, en ga zo maar door. Hij wist haast niet wat hij hoorde. Toen ik erbij vertelde dat je dat alles kunt doen met programma's die tien jaar geleden al bestonden wist hij helemaal niet meer hoe hij het had. Tien jaar geleden bestonden er al uitstekende tekstverwerkers zoals WordPerfect 5.1, prima opmaakprogramma's zoals TeX (tot op de dag van vandaag nog steeds het enige programma dat geschikt is voor het maken van wiskundige teksten; het bewijs van de laatste stelling van Fermat werd er pas nog mee gemaakt), nuttige grafische programma's, goede browsers (in 1992 waren er al meerdere), en zo voort: je kunt het haast zo gek niet bedenken of het was er al. Nee, je kon nog geen CD's branden of videobanden op de PC monteren, en Microsoft Windows was nog lelijker en onhandiger dan het nu is, maar voor de rest bleef er weinig te wensen over.

Ik vertelde erbij dat die oude programma's in bepaalde opzichten zelfs beter waren dan de tegenwoordige. MS-DOS 5.00 en WordPerfect 5.1 startten op mijn 16 MHz PC uit 1992 heel wat sneller op dan MS-Windows ME en MS-Word 2000 op een honderd keer snellere PC van nu en crashten heel wat minder vaak. Bovendien werkte WordPerfect prettiger dan Word: je had geen muis nodig en werkte op een rustig zwart scherm met scherpe amberkleurige letters. Van RSI had in die tijd nog niemand gehoord en oogverblindend witte schermen met onscherpe zwarte letters waren nog nergens te bekennen. Sterker nog: zelfs 15 jaar eerder waren er al tekstverwerkers, zoals The Electric Pencil uit 1977, waarop je met de 2 MHz microcomputers van destijds heel aardig uit de voeten kon. Er zijn trouwens nog steeds schrijvers die WordStar uit de jaren tachtig preferen boven de laatste versie van MS-Word. Niet alleen is WordStar uit zichzelf al vele malen sneller, je kunt er bovendien veel sneller mee schrijven omdat je handen het toetsenbord niet steeds hoeven te verlaten om met een muis op ikoontjes te mikken. Word is leuk voor kinderen om dezelfde reden als waarom de pictografische kassa's van MacDonald's handig zijn voor analfabeten. Maar het houdt professionele schrijvers alleen maar op en is bovendien een belediging van hun intelligentie.

Hoe zou de student die ik tegenkwam zo'n verkeerde indruk van het verleden hebben kunnen krijgen? Ik denk dat het vooral komt door de reclame. De hardware-fabrikanten pochen er steeds op dat hun laatste computer nog weer sneller is dan het vorige model. Zij hebben over het algemeen gelijk: de ontwikkeling van de hardware verloopt volgens de wet van Moore, de oprichter van Intel, die zegt dat de snelheid en het geheugen van de PC zo'n iedere anderhalf tot twee jaar verdubbelen. Die wet gaat al vanaf de jaren zeventig op en zal nog wel een tijdje blijven opgaan. Een tegenwoordige PC loopt zo'n duizend maal sneller dan een microcomputer uit 1980 en is een stuk sneller dan de supercomputers van die tijd. Ook de software-producenten beweren dat hun producten steeds beter worden. Maar in hun geval ligt het anders. Voor software geldt niet de wet van Moore, maar de wet van Wirth (de bedenker van de programmeertaal Pascal): de software wordt sneller langzamer dan de hardware sneller wordt. Met een verwijzing naar de personen die destijds Intel en Microsoft leidden wordt deze wet ook wel geparafraseerd als "Grove giveth and Gates taketh away." Het moet iemand die voortdurend de laatste Intel-hardware en Microsoft-software koopt wel droef te moede worden: de computers worden steeds sneller maar de software wordt steeds logger en lomper. Hoeveel je ook uitgeeft, het blijft maar zo dat de PC niet vooruit te branden is en de harde schijf voortdurend vol is. Wie hieraan gewend is geraakt zal zich inderdaad nauwelijks kunnen voorstellen dat de modale PC-gebruiker er in 1992 niet slechter aan toe was dan nu.

Hoe zou een moderne PC-gebruiker een beter beeld kunnen krijgen van de mislukkingen en successen in het verleden? Het antwoord is gemakkelijk: hij zou eens op het internet moeten zoeken naar de trefwoorden "retrocomputing" en "emulators." Retrocomputing is de studie van de hardware en software van vroeger. Emulatoren zijn programma's die de hardware van vroeger in software simuleren. Er zijn verbijsterend veel sites die aan retrocomputing gewijd zijn. Talloze mensen hebben hun hart verpand aan, bijvoorbeeld, de Apple II (de voorloper van de Macintosh) uit de jaren tachtig of de DEC PDP's uit de jaren zestig. Op het internet storten zij hun hart uit. Nu is de hardware van vroeger vaak zeldzaam of gewoon kapot. Maar om er toch kennis mee te maken kun je emulatoren gebruiken, programma's die je PC omtoveren in een machine van tientallen jaren her. Op die manier kun je de machines en software van destijds beproeven zonder de tweede-hands markten af te stropen en naar de soldeerbout en stofdoek te hoeven grijpen. Er bestaan veel boeken over de geschiedenis van de computer, maar de emulatoren zijn leuker: termen als Babbage's Analytical Engine (1842), Zuse's Z3 (1941), de PDP-10 en TOPS-10, de MITS Altair, de IMSAI, de Sol-20, de TRS-80, de Microsoft CP/M softcard voor de Apple II of Unix versie 5 zeggen niets totdat je er uit eigen hand kennis van kan nemen en er naar hartelust mee kan experimenteren.

Er zijn verrassend veel emulatoren op het internet te krijgen. Alle hardware die ik zojuist noemde is in de vorm van software te krijgen en er is nog veel meer. De emulatoren zijn niet alleen maar leerzaam, maar ook leuk om mee te werken. Het is een zeldzaam genoegen om Unix versie 5 voor de PDP-11 uit 1975 in real-time onder MS-DOS te gebruiken, om kruisje-nulletje voor de Edsac uit 1952 op een virtuele Edsac van nu te spelen, om een briefje op The Electric Pencil (1977) op een virtuele Sol-20 uit 1976 te kunnen typen, om WordStar voor CP/M op een namaak TRS-80 onder Windows of Unix uit te proberen, en om je Windows-PC de identiteit van een Macintosh te geven of je Macintosh in een IBM-kloon te transformeren, en daar dan vervolgens bijvoorbeeld mee te gaan internetten. De emulatoren geven bovendien een enorm gevoel van vrijheid. Onze huidige PC's zijn zo krachtig en flexibel dat ze zowat alle software die ooit voor welke hardware dan ook is geschreven met een behoorlijke snelheid kunnen afspelen. Je hoeft je dan ook naar niemands grillen te schikken want je kunt altijd naar iets anders uitwijken.

De belangrijkste les die een kennismaking met het verleden bijbrengt is dat de ontwikkelingen minder snel gaan dan de reclame ons wil doen geloven. Kijk bijvoorbeeld eens "onder de motorkap" bij Windows ME door naar de commandoregel te gaan: dan beland je meteen in de wereld van MS-DOS uit de jaren tachtig. MS-DOS zelf is ondertussen gebaseerd op CP/M uit de jaren zeventig, en dat besturingssysteem was op zijn beurt weer afgekeken van TOPS-10 uit de jaren zestig. Nee, hier is weinig vernieuwing te bespeuren. Of je nu "dir" in een MS-DOS venster in Windows ME of "dir" op een PDP 10 met TOPS-10 uit het midden van de jaren zestig typt, het resultaat is nagenoeg hetzelfde, behalve dat MS-DOS met "mappen" of "directories" werkt, een idee dat Microsoft uit Unix (1969 en later) heeft overgenomen. Ook als je verder kijkt dan de commando-regel zie je, althans bij Windows ME, eerder sporen uit het verleden dan wezenlijke veranderingen: zo gaat dat pakket met de huidige harde schijven van tientallen gigabytes op precies dezelfde manier om als CP/M dat deed met de 20-cm floppies van destijds, en de gevolgen zijn er dan ook naar (inefficiëntie en fragmentatie van bestanden).

Bij de nieuwste Apple-computers ligt het niet veel anders. Het besturingssysteem Mac OS X is gebaseerd op FreeBSD, een versie van Unix uit het begin van de jaren negentig. Hiermee zijn we al direct tien jaar terug in de tijd, maar als je FreeBSD zelf bekijkt, dan zie je dat het verleden daarin nog veel prominenter aanwezig is: aan heel wat bestanden in de broncode van het hart van het besturingssysteem is sinds de jaren tachtig geen letter meer veranderd, omdat die code toen goed was en dat nog steeds is. Linux is nauwelijks innovatiever dan FreeBSD omdat het er een doelbewuste imitatie van is. Linus Torvalds heeft zelf verklaard dat hij nooit aan Linux begonnen zou zijn als FreeBSD toen al verkrijgbaar was geweest. Linux, Mac OS X en FreeBSD zijn onvergelijkelijk veel beter dan MS-Windows, maar ze hebben in ieder geval met het laatste pakket gemeen dat er geen duidelijke breuk is met het verleden. Een programma zoals "mail" werkt in de laatste versie van Mac OS X nog precies hetzelfde als "mail" in Unix versie 5 van 1975.

Microsoft Windows NT en XP staan bekend als incompetente imitaties van IBM OS/2 en Unix. Of dit echt zo is weet ik niet (ik heb die besturingssystemen nog niet van het internet gehaald), maar ik maak me geen enkele illusie: ook hier gaat het ongetwijfeld om oude wijn in nieuwe zakken.

Is er op het gebied van de software eigenlijk wel iets wezenlijks veranderd in de laatste tien jaren? Ik heb in mijn speurtochten door het verleden weinig kunnen ontdekken. Het aloude Unix is nog steeds het toonaangevende besturingssysteem, het gerucht dat Microsoft altijd leentjebuur heeft gespeeld bij anderen is waar (vlaggeschepen als Paint en Frontpage hebben ze zelfs gewoon gekocht), iets ogenschijnlijk nieuws als het machine-onafhankelijke Java bestond twintig jaar geleden in andere vorm ook al (UCSD Pascal), belangrijke ideeën zoals het TCP/IP protocol zijn al twintig jaar oud, de grafische interface met muis is er ook al twintig jaar (Xeror Star), alle belangrijke tekstverwerkers van tegenwoordig hadden hun eerste versies in de jaren tachtig, en ga zo maar door. Nee, de algehele indruk die ik heb gekregen is dat de ontwikkelingen een stuk trager gaan dan menigeen denkt. Ook in de computerwereld geldt het wijze woord van Nestroy (het motto van de Filosofische Onderzoekingen van Ludwig Wittgenstein) dat de vooruitgang het eigenaardige kenmerk heeft dat hij er doorgaans groter uitziet dan hij werkelijk is (Überhaupt hat der Fortschritt das an sich, daß er viel großer ausschaut, als er wirklich ist). De Apple/Microsoft-reclame wil ons anders doen geloven, maar daar moeten we ons niet door laten verblinden.

Verwante pagina's


Previous | Up | Next

gjclokhorst@gmail.com || July 17, 2015 || HTML 4.01 Strict